Pareltje in stoemperswereld
In potentie is hij misschien wel de beste aanvaller die FC Oss rijk is, maar in de praktijk van het vechtvoetbal in de Jupiler League laat Cayfano Latupeirissa dat maar mondjesmaat zien. “Te weinig gebracht? Klopt, ik ben zelf ook niet tevreden met mijn prestaties tot nu toe. Een combinatie van een bepaalde mate van faalangst en de manier van voetballen die gevraagd wordt, vermoed ik”, sprak de voorbereider van de beslissende 1-0 tegen FC Eindhoven.
In het kwartier speeltijd dat Latupeirissa na zijn blessure van coach Anton Janssen kreeg, liet de van NEC gehuurde aanvaller zien waartoe hij in staat is. Had dat ook te maken met de ruimtes die groter werden in die fase? “Zou kunnen. Ik ben een technische speler. Constant duelleren en achter je man aanrennen zijn zaken die ik me eigen moet maken om een completere voetballer te worden. Dat weet ik ook wel en ik werk aan die punten. Maar ze zijn niet mijn favoriete bezigheid”, bekent Latupeirissa, neef van voormalig prof Marc Latupeirissa (Willem II).
Tweebenig
Ondanks de erbarmelijke staat van het veld in Oss en dankzij de grotere speelmarge etaleerde Latupeirissa bij twee momenten zijn extra kwaliteiten. Eerst troefde hij Theo Lucius af en haalde met links uit (zie foto) via een korte voetbeweging. “Ik ben rechts, maar met links trappen is geen probleem. Heb daar vroeger uren en uren op geoefend met mijn vader. Hij hamerde erop dat ik tweebenig moest zijn.” Het schot vloog net naast. De volgende trap (met links) bereikte wel de plaats van bestemming, precies op het hoofd van collega Roy de Ruiter. “Ik zag hem uit mijn ooghoek al lopen. Niks bijzonders”, bagatelliseerde Latupeirissa zijn afgemeten flankbal.
Wat de voetbaltoekomst hem brengt is nog onduidelijk. Zijn contract bij NEC loopt komende zomer af. “Ik heb in Nijmegen van de eredivisie geproefd. Mocht vorig seizoen negen keer meedoen, waarvan drie keer basis. Helaas kreeg ik een blessure, waardoor ik een beetje uit beeld raakte. Eén ding is zeker: het type voetbal in de eredivisie past mij het best. Maar ik weet dat ik het in deze fase bij Oss zal moeten bewijzen. Die schroom van me afgooien, niet bang zijn om fouten te maken en gewoon doen.”