‘Goh, wat waren we er dichtbij’
Als dat fluitje eenmaal is gegaan, ondergaat Miguel Peragon een metamorfose. Dan verandert die vriendelijke, open knaap in een …. Ja, in wat eigenlijk. Een bulldozer? “Ze noemen me hier weleens een murderer. Ik speel tot op het randje, soms erover. Ik zoek grenzen. Die van de scheidsrechter, die van mijn tegenstanders. Maar nooit zal ik iemand bewust een schop geven. Mijn intenties zijn zuiver, ga altijd voor de bal”, verzekert Miguel Peragon, net nadat hij de spelers van Deurne in de kleedruimte persoonlijk gefeliciteerd heeft met de overwinning.
Meteen na het laatste fluitsignaal wist de zoon van een Spaanse vader en een Nederlandse moeder even niet wat hij met zijn emoties aan moest. Net zoals de stoom uit zijn oren kwam, toen de scheids hem in de slotfase per abuis rood voor hield. “We waren er zo dichtbij. Voor rust kregen we drie, vier open kansen! In de tweede helft liep het een stuk minder en dan zie je dat zij niet zoveel kansen nodig hebben. Maar nu de adrenaline wat is weggezakt, kan ik niets anders zeggen dan dat we trots mogen zijn op wat we bereikt hebben. Met dit vriendenteam, met dit zeg maar soort van café-elftal met serieuze bedoelingen. We kennen elkaar al zo lang, het collectief is de kracht van dit team.”
Hij krijgt een biertje aangereikt. “Dit krijgen we hier. En een schoenenbon. Het zou een gigantische stunt zijn geweest, JEKA in de hoofdklasse. Hoewel we daar eigenlijk niks te zoeken hebben”, bekent Peragon, die sinds Henk van de Langenberg zes jaar geleden als coach aantrad, deel uit maakt van het eerste elftal. Vroeger was hij zelf een nummer tien en tegenwoordig probeert hij die uit te schakelen. “Hoewel ik best een lekkere trap heb, was ik toen vooral een aanjager naar voren. Nu focus ik me op de spelmaker van de tegenpartij. Mijn valkuil is dat niemand me kan remmen. Als ik op dat veld sta, moet er gewonnen worden. Maar geloof me, het is erger geweest. Dit seizoen ben ik inclusief nacompetitie op acht gele kaarten geëindigd. Dat is gezien mijn type spel een te verteren aantal, vind ik. En nogmaals, ellebogen en dergelijke zul je mij nooit zien geven. Goh, wat waren we er dichtbij…”